De Cabernet Sauvignon druif
De Cabernet Sauvignon is een kleine doffe donkerblauwe druif, heeft een dikke schil, en geeft sap met een vrij volle, fruitige smaak en een donkere kleur. Door de dikke schil bevatten Cabernet Sauvignon wijnen echter veel tannines, waardoor jonge wijnen nogal stug overkomen. Daarom worden ze vaak geblend met soepele druiven zoals de Merlot of Cabernet Franc. Omgekeerd wordt Cabernet Sauvignon gebruikt om de smaak van wijn van soepele druiven robuuster en complexer te maken.
De Cabernet Sauvignon is zeer geschikt om in eikenhouten vaten te rijpen: het maakt de stevige tannines aanzienlijk zachter en soepeler, waardoor zeer goede wijnen kunnen ontstaan. Door de lange bewaartijd en het sowieso al complexe karakter van de Cabernet Sauvignon kunnen na verloop van tijd stevige, volle, complexe wijnen ontstaan. Het rijpingsproces in de fles is uitermate belangrijk bij de Cabernet Sauvignon, omdat gedurende de bewaartijd zowel de smaak als de structuur nog aanzienlijk veranderen.
Waar komt de Cabernet Sauvignon druif voor
De Cabernet Sauvignon is ontstaan uit een kruising van de Cabernet Franc met de Sauvignon Blanc en heeft zijn oorsprong in de Médoc.
De Cabernet Sauvignon druif wordt tegenwoordig overal in Europa aangeplant, maar ook ver daarbuiten in bijvoorbeeld Australië, Chili, Californië en Zuid Afrika. In Italië zie je deze druif voornamelijk voorkomen in de regio Toscane, vaak geblend met de Sangiovese druif.